Hier zijn de antwoorden van de vragen.
Asielzoekers en vluchtelingen:
Multicultureel
Gezinsvormende- en gezinsherenigende migratie
4. Waarom vind/vond gezinsherenigende migratie plaats?
Economische, fysische en sociale factoren:
1. Wat zijn fysische factoren?
a. Klimaat of landschap
b. Onderwijs of gezondheidszorg
c. Inkomen en werkgelegenheid
d. Geen van deze
2. Wat zijn economische factoren?
a. Klimaat of landschap
b. Onderwijs of gezondheidszorg
c. Inkomen en werkgelegenheid
d. Geen van deze
3. Wat zijn sociale factoren?
a. Klimaat of landschap
b. Onderwijs of gezondheidszorg
c. Inkomen en werkgelegenheid
d. Geen van deze
4. Welke van deze landen heeft(of hebben) het hoogste BNP?
a. Japan
b. Frankrijk, Duitsland,
Nederland, Scandinavië
c. Azië(behalve Japan), Afrika
d. VK, VS, Canada, Australië, Nieuw Zeeland
5. Waar komt het tropische klimaat het meest voor?
a. Rond de polen
b. Rond de evenaar
c. Rond de Middellandse zee
d. Bijna nergens
Asielzoekers en vluchtelingen:
1. Wanneer kom je in een asielzoekerscentrum?
a. Als je een land binnen wil terwijl je geen visum hebt
b. Als je een land uit wil
c. Als je een land binnen wil omdat je een vluchteling bent
d. Als je een land uit wil terwijl je geen visum hebt
2. Wat doe je in een asielzoekerscentrum?
a. Je doet zoveel mogelijk zelf, zoals boodschappen doen en koken
b. Je doet niks, alles wordt voor je geregeld
c. Je kookt zelf, maar je kleren worden gewassen en de boodschappen worden gedaan voor je
d. Geen van deze antwoorden kloppen
3. Wat kan je doen met een tijdelijke verblijfsvergunning?
a. Niks, je moet gewoon in het asielzoekerscentrum blijven
b. Als je een tijdelijke verblijfsvergunning krijgt, mag je tijdelijk in het asielzoekerscentrum blijven
c. Als je een tijdelijke verblijfsvergunning krijgt, mag je in Nederland gaan wonen totdat hij niet meer geldig is
d. Als je een tijdelijke verblijfsvergunning krijgt, mag je in Nederland gaan wonen totdat het weer veilig voor je is in je eigen land
4. Wat kan je doen met een permanente verblijfsvergunning?
a. Niks, je moet gewoon in het asielzoekerscentrum blijven
b. Als je een permanente verblijfsvergunning krijgt, mag je permanent in het asielzoekerscentrum blijven
c. Als je een permanente verblijfsvergunning hebt, mag je permanent in Nederland gaan wonen
d. Als je een permanente verblijfsvergunning krijgt, mag je in Nederland gaan wonen zolang je geen strafblad krijgt
5. Wat gebeurt er als je geen vergunning krijgt(als asielzoeker)?
a. Je mag nog een maand in het asielzoekerscentrum blijven, dan moet je weer terug naar je eigen land
b. Niks, je moet gewoon in het asielzoekerscentrum blijven
c. Je wordt direct het land uitgezet
d. Je wordt in de gevangenis gegooid
Push en Pull factoren
1. Wat is geen voorbeeld van een pushfactor?
a. Een ongunstig klimaat
b. Een gunstige economie
c. Veel criminaliteit
d. Verarmde wijken
2. Wat is geen voorbeeld van een pullfactor?
a. Goed weer
b. Kans op een goede baan
c. Veel sloppenwijken
d. Weinig racisme
3. Hoe heet het gebied waar veel pushfactoren zijn?
a. De Noordpool
b. De Bermuda Driehoek
c. De Titanic
d. De Snow Belt
4. Hoe heet het gebied waar veel pullfactoren zijn?
a. De Sun Belt
b. Nederland
c. De maan
d. De zon
5. Wat is geen voorbeeld van een pushfactor over discriminatie?(in dit geval tegen
Hindoes)
a. Hogere hypotheekrente vragen aan Hindoes
b. Het pesten van Hindoestanen om ze het land uit te werken
c. Hindoes een uitkering geven
d. Hindoestanen een lagere loon geven
Centrum en periferie
1. Wat is geen voorbeeld van het centrum van een land?
a. Mooie gebouwen
b. Weinig armoede
c. Mooie wegen
d. Slechte hygiëne
2. Wat is geen voorbeeld van de periferie van een land?
a. Dure winkels
b. Slechte huizen
c. Veel armoede
d. Veel mensen die wonen op een klein oppervlak
3. Wat is geen voorbeeld van het profijt dat het centrum maakt aan de periferie?
a. Goedkope grondstoffen
b. Arme mensen als werknemers
c. Slechte reputatie
d. Geen van deze
4. Hoe bekijk je centrum en periferie mondiaal?
a. Door te kijken naar de kaart
b. Door te kijken naar landen
c. Door te kijken naar plaatsen
d. Geen van deze
5. Hoe bekijk je centrum en periferie lokaal?
a. Door te kijken naar de kaart
b. Door te kijken naar landen
c. Door te kijken naar plaatsen
d. Geen van deze
Multicultureel
1. Welke van deze nationaliteiten komt niet voor in Nederland?
a. Pools
b. Marokkaans
c. Afghaan
d. Deze komen allemaal voor in Nederland
2. Welke van deze nationaliteiten komt niet voor in Canada?
a. Bulgaars
b. Frans
c. Chinees
d. Nederlands
3. Welke van deze nationaliteiten komt wel voor in de Verenigde Staten?
a. Marokkaans
b. Irakees
c. Filippijn
d. Iraniër
4. Welk van deze nationaliteiten komt niet voor in alle drie de landen(bovenstaande)?
a. Brits
b. Kazachstaans (Ik weet niet of dit correct gespeld is)
c. Cubaans
d. Antilliaan
5. Welk van deze nationaliteiten komt wel voor in alle drie de landen(bovenstaande)?
a. Afrikaans
b. Grieks
c. Oekraïner
d. Geen van deze
Interne- en internationale migratie
1. Hoe wordt het verhuizen binnen je eigen land genoemd?
a. Internationale migratie
b. Immigratie
c. Internemigratie
d. Emigratie
2. Hoe ontstaan sloppenwijken in arme landen bij de grote steden?
a. Door het verhuizen van de rijke mensen naar de stad
b. Door het verhuizen van de arme mensen naar de stad
c. Door het verhuizen van boerderijdieren naar de stad
d. Door het verhuizen van dieren naar de stad
3. Wat is internationale migratie?
a. Dat is het verhuizen van het ene land naar het andere land
b. Dat is het verhuizen van het ene continent naar een ander continent
c. Dat is het verhuizen van het platteland naar de stad
d. Dat is het verhuizen van een studentenhuis naar een flat
4. Waar doen asielzoekers en vluchtelingen aan?
a. Immigratie
b. Internationalemigratie
c. Emigratie
d. Internationalemigratie
5. Wat is het verschil tussen internemigratie en internationale migratie?
a. Internemigratie is het verhuizen van een land naar een ander land, en internationale migratie is het verhuizen binnen je eigen land
b. Internemigratie is het verhuizen binnen je eigen land, en internationale migratie is het verhuizen van een land naar een ander land
c. Internemigratie is het verhuizen voor rijke mensen, en internationale migratie is de naam voor het verhuizen van arme mensen
d. Er is geen verschil
Gezinsvormende- en gezinsherenigende migratie
1. Wat is gezinsvormende migratie?
a. Het herenigen van je gezin in het ‘betere’ land
b. Een gezin stichten in het ‘betere’ land door een vrouw uit je vaderland mee te nemen
c. Een gezin stichten door in het ‘betere’ land een vrouw tegen te komen
d. Het later terugkeren van jouw, weer terug gaan naar je vaderland om daar een gezin te maken en vervolgens daar te blijven
2. Wat is gezinsherenigende migratie?
a. Het herenigen van je gezin in het ‘betere’ land
b. Een gezin in het ‘betere’ land te stichten
c. Terugkeren naar je vaderland wegens familie
d. Het is een duur woord, maar betekent hetzelfde als gezinsvormende migratie
3. Wanneer gebeurde gezinsherenigende migratie?
a. Na de eerste wereldoorlog, toen mensen hiernaar toe vluchten
b. Na de industriële revolutie, toen buitenlanders jaloers werden
c. Na de tweede wereldoorlog, omdat wij hulp nodig hadden voor de wederopbouw
d. Na de jaren 80, toen Nederland zich beter ging ontwikkelen
4. Waarom vind/vond gezinsherenigende migratie plaats?
a. Omdat de gastarbeiders dachten dat ze hun gezin ook konden laten werken
b. Omdat de gastarbeiders hun land van herkomst mistten
c. Omdat de ouders van de gastarbeiders dat wilden
d. Omdat de gastarbeiders vonden/vinden dat ze het beter hebben hier dan in hun land van herkomst
5. Waarom vind/vond gezinsvormende migratie plaats?
a. Omdat de gastarbeiders graag een vrouw uit hun land van herkomst wilden.
b. Omdat de gastarbeiders hun land van herkomst mistten
c. Omdat de ouders van de gastarbeiders dat wilden
d. Omdat de gastarbeiders willen dat hun cultuur meer in Nederland voorkomt
Migratiesaldo
1. Wat is een migratiesaldo?
a. Een migratiesaldo is het saldo van de uitkomende migratie van een land
b. Een migratiesaldo is het saldo van de uitkomende en inkomende migratie van een land
c. Een migratiesaldo is het saldo van de inkomende migratie van een land
d. Een migratiesaldo is het saldo van het aantal mensen die in een land wonen
2. Wat was het migratiesaldo van Nederland in 2010?
a. Lager dan het Europese gemiddelde
b. Het was het Europese gemiddelde
c. Hoger dan het Europese gemiddelde
d. Geen van deze
3. Welk van deze landen had in 2010 een vertrekoverschot?
a. Litouwen
b. Malta
c. Zweden
d. Nederland
4. Welk van deze landen had in 2010 het hoogste migratiesaldo?
a. Italië
b. Ierland
c. Luxemburg
d. België
5. Welk van deze landen zat onder het Europese gemiddelde?
a. Nederland
b. Zweden
c. Malta
d. Letland
Integreren
1. Wat is integreren?
a. Het behouden van je cultuur in een ander land
b. Het loslaten van de cultuur uit het land van herkomst
c. Slagen voor de inburgeringscursus
d. Het terug migreren naar het land van herkomst
2. Moet je je altijd aanpassen aan de cultuur in Nederland?
a. Ja
b. Nee
c. Je hoeft je niet helemaal aan te passen; alleen het noodzakelijke, maar het liefst wel
d. Alleen als je allochtoon bent
3. Wat moet je leren volgens Nederland?
a. De gewoontes, taal en geschiedenis
b. Alles
c. Niks
d. Geen van deze
4. Zijn er nog meer vormen van integreren?
a. Nee
b. Nog 1 of 2 andere
c. Nog veel meer
d. Geen van deze
5. Waarom moet je integreren als je uit Engeland naar Nederland migreert?
a. Omdat je anders niks begrijpt
b. Omdat ze in Engeland aan de linkerkant van de weg rijden
c. Omdat anders wordt er raar naar je gekeken
d. Geen van deze
Segregatie
1. Waarom ontstaat segregatie?
a. Omdat buitenlanders liever bij elkaar vandaan blijven
b. Omdat buitenlanders liever bij Nederlanders vandaan blijven
c. Omdat mensen arm zijn
d. Geen van deze
2. Wat betekent het als een groep etnisch gesegregeerd is?
a. Gescheiden op basis van inkomen.
b. Gescheiden op basis van leeftijd.
c. Gescheiden op basis van afkomst.
d. Gescheiden op basis van geloof.
3. Hoe ontstaat segregatie?
a. Als er mensen die zich willen aanpassen in Nederland komen wonen.
b. Als er mensen met een eigen cultuur in Nederland komen wonen.
c. Als er mensen met veel kinderen in Nederland komen wonen.
d. Als er mensen die analfabeet zijn in Nederland komen wonen.
4. Wat betekent het als een groep economisch gesegregeerd is?
a. Gescheiden op basis van inkomen.
b. Gescheiden op basis van leeftijd.
c. Gescheiden op basis van afkomst.
d. Gescheiden op basis van geloof.
5. Wat is segregatie?
a. Een ander woord voor scheiding tussen groepen mensen.
b. Een ander woord voor een Chinese ghetto.
c. Een ander woord voor een probleemwijk.
d. Een wijk waar gastarbeiders woonden.
Arbeidsmigranten
1. Wat zijn arbeidsmigranten?
a. De kinderen van gastarbeiders.
b. Mensen die in een ander land gaan wonen om daar te werken.
c. Mensen die werken in hun geboorteland.
d. Mensen die werkeloos zijn.
2. Uit welk land kwamen de arbeidsmigranten NIET ?
a. Portugal
b. Griekenland
c. Turkije
d. Suriname
3. Waarom kwamen de arbeidsmigranten naar Nederland?
a. Doordat de arbeidsproductiviteit steeg.
b. Doordat de Jumbo gesloten werd.
c. Door de koloniën.
d. Door de slechte connectie met de EU.
4. Waarom hoefden de arbeidsmigranten niet te integreren?
a. Omdat ze er stiekem waren.
b. Omdat de regering dacht dat ze na een paar jaar weer naar hun eigen land gingen.
c. Omdat dat heel veel geld kostte.
d. Omdat ze geen opleiding hadden.
5. Wat voor werk moesten de arbeidsmigranten doen?
a. Het werk dat de Nederlanders zelf niet wilden doen.
b. Werken op een kantoor.
c. Ze moesten werken als schoonmaker.
d. Ze werden opgeleid tot leraar/lerares.
Geslaagd?
Wanneer je 5 vragen goed hebt, heb je een 1
Wanneer je 10 vragen goed hebt, heb je een 2
Wanneer je 15 vragen goed hebt, heb je een 3
Wanneer je 20 vragen goed hebt, heb je een 4
Wanneer je 25 vragen goed hebt, heb je een 5
Wanneer je 30 vragen goed hebt, heb je een 6
Wanneer je 35 vragen goed hebt, heb je een 7
Wanneer je 40 vragen goed hebt, heb je een 8
Wanneer je 45 vragen goed hebt, heb je een 9
Wanneer je 50 vragen goed hebt, heb je een 10
Als je een 6 hebt (30 vragen goed), ben je geslaagd!
Voor de echte test kan je kijken op: http://educatie.ntr.nl/nationaleinburgeringtest/
Hier staan andere vragen in en vragen over meerdere onderwerpen.
Voor de echte test kan je kijken op: http://educatie.ntr.nl/nationaleinburgeringtest/
Hier staan andere vragen in en vragen over meerdere onderwerpen.